I Na dansvoorstellingen braken vaak gevechten uit. Het was voor ons de reden ze te bezoeken. Over onze eigen rol hierin hebben we het later. We zaten achterin de zaal en keken naar de eerste rij waar de liefhebbers van moderne dans zaten. We zagen hoe ze iedere beweging volgden. We zagen de liefhebbers van traditionele dans op rij vier en vijf zitten. We zagen hoe ze vooral naar het grote plaatje keken. Na vele lege rijen volgden wij, we zaten altijd helemaal bovenin de zaal waar de voorstelling was, rechts bovenin. Links gezien vanaf het podium. Op het podium zaten we nooit. We hadden vele podia gezien in de tijd dat we dansvoorstellingen bezochten. We waren een trouw publiek. Waren we bij een traditionele voorstelling dan zagen we de modernisten na een paar minuten onrustig schuifelen op hun stoelen, waren we bij een moderne voorstelling dan was dit andersom. Na afloop werd er driftig gediscussieerd in de foyer. Modernen vonden bij een traditionele voorstelling dat de makers hadden verzuimd de sprong naar voren te maken, traditionelen vonden dat modernen bij een moderne voorstelling te veel gekkigheid over het publiek uitstortten zonder oog te hebben voor traditie. Wanneer de discussies hoog opliepen liep een van ons naar de discussiërende mensen toe en duwde hem of haar, dat maakte ons eigenlijk niet uit, tegen iemand uit de andere groep aan. Daarna werd er flink gemat. Degene van ons die geduwd had liep terug naar onze tafel, dan bestelden we - wanneer we dat niet meer hadden - nog iets te drinken, en anders niet, en we volgden het gevecht op een afstand. We vonden het de entreeprijs meer dan waard. Met dans hadden we eigenlijk niets, of het nu modern of traditioneel was, in dat opzicht waren we geen moeilijke mensen, we vonden aan beide niet veel.
II Er kwam verandering in ons kleine genoegen nadat we een keer gesnapt waren bij het duwen, het was maar een licht klein duwtje – echt waar! en de modernen en de traditionelen niet met elkaar gingen vechten, maar hun gezamenlijke woede op ons richtten. Op ons! Wij die nooit deel hadden genomen aan een gevecht en slechts kleine rollen hadden gespeeld in gevechten die toch wel zouden uitbreken. We werden door de modernen en de traditionelen in een hoek van de foyer gedreven. De modernen pakten ons vast, de traditionelen scholden ons uit. Onze entreebewijzen werden afgepakt en in snippers gescheurd en voor onze voeten gegooid. We werden naar buiten gesleept, op straat geduwd en we werden niet meer naar binnen gelaten om onze jassen te pakken. We stonden op straat met de nummertjes van onze jassen in onze handen maar de modernen en de traditionelen versperden ons de weg. We liepen naar onze huizen, we spraken onderweg niet met elkaar. Gelukkig was het nog prima weer voor de tijd van het jaar.
III De volgende dag kwamen we samen bij een van ons thuis. We moesten bepalen of het hier een incident betrof of dat we ons pleziertje definitief kwijt waren. Zoals zoveel radeloze mensen zochten we ons heil op internet. Een van ons was een handige jongen met de computer. Hij voerde wat zoektermen in bij Google en even later vonden we een filmpje van onszelf die het theater uitgebonjourd werden. De modernisten hadden het gemaakt, we wisten het zeker. Het filmpje was met veel aandacht in elkaar gezet, we kwamen allemaal goed in beeld. Wanneer een van ons in beeld kwam werd het filmpje even stilgezet, dat had de maker vakkundig gedaan, en kwam het hoofd van een van ons vergroot in beeld. Onder de close-up had de maker gezet: ik mag er niet in. Dat ‘ik mag er niet in’ sloeg op ons allemaal. Teleurgesteld dronken we van onze thee. Onder het filmpje stond een heel verhaal, in het kort kwam het hier op neer: de modernen en de traditionelen, die zichzelf in het verhaal niet zo noemden, maar samen onder één noemer werden geschaard: ‘dansliefhebbers’, hadden ons al een tijdje in de smiezen en hadden ons nu eindelijk op heterdaad weten te betrappen. Kennelijk gingen sommige van de dansliefhebbers zelfs speciaal naar zoveel mogelijk dansvoorstellingen in de hoop dat wij er ook zouden zijn en ze ons voor eens en altijd op heterdaad konden betrappen. Ons spel was uit. We zaten er verslagen bij.
IV We probeerden erover te praten maar ontdekten dat we behalve het uitlokken van gevechten na dansvoorstellingen weinig raakvlakken hadden. ‘Misschien kunnen we voortaan musicals bezoeken,’ opperde een van ons nog. De rest keek haar aan alsof we nog nooit zoiets doms hadden gehoord. Dat was niet zo, we hadden genoeg domme dingen gehoord in onze levens, maar op dit moment dachten we daar even niet aan. De vloer was onder ons bestaan weggevallen. Nadat de thee op was en de gastvrouw geen aanstalten maakte om nieuwe te zetten, gingen we naar huis. Allemaal naar ons eigen huis. We kropen naast echtgenoten, echtgenotes, vrienden, vriendinnen of huisdieren. In een enkel geval werd ons gevraagd of het gezellig was. Zwijgend lagen we met gebalde vuisten in bed, we keken naar de plafonds die zich al jaren boven onze bedden bevonden. We sliepen niet in en beleefden een onrustige nacht.
V De ene na de andere van ons verliet de Whatsapp-groep. We onderhielden geen contact meer, ook al probeerde een van ons soms nog iets te bewerkstelligen en kwam met een voorstel het een of het ander samen te gaan doen. Er kwam nooit een reactie. Niemand van ons bezocht ooit nog een dansvoorstelling. We pleegden geen zelfmoord, we scheidden niet, we waren niet gemeen tegen anderen. Wel was er een grote leegte in ons, die we niet meer konden opvullen.
VI Toen we uiteindelijk allemaal stierven, verspreid over de jaren, door ziekte of ouderdom, en de dragers de kisten naar onze graven droegen waren deze opvallend licht.
II Er kwam verandering in ons kleine genoegen nadat we een keer gesnapt waren bij het duwen, het was maar een licht klein duwtje – echt waar! en de modernen en de traditionelen niet met elkaar gingen vechten, maar hun gezamenlijke woede op ons richtten. Op ons! Wij die nooit deel hadden genomen aan een gevecht en slechts kleine rollen hadden gespeeld in gevechten die toch wel zouden uitbreken. We werden door de modernen en de traditionelen in een hoek van de foyer gedreven. De modernen pakten ons vast, de traditionelen scholden ons uit. Onze entreebewijzen werden afgepakt en in snippers gescheurd en voor onze voeten gegooid. We werden naar buiten gesleept, op straat geduwd en we werden niet meer naar binnen gelaten om onze jassen te pakken. We stonden op straat met de nummertjes van onze jassen in onze handen maar de modernen en de traditionelen versperden ons de weg. We liepen naar onze huizen, we spraken onderweg niet met elkaar. Gelukkig was het nog prima weer voor de tijd van het jaar.
III De volgende dag kwamen we samen bij een van ons thuis. We moesten bepalen of het hier een incident betrof of dat we ons pleziertje definitief kwijt waren. Zoals zoveel radeloze mensen zochten we ons heil op internet. Een van ons was een handige jongen met de computer. Hij voerde wat zoektermen in bij Google en even later vonden we een filmpje van onszelf die het theater uitgebonjourd werden. De modernisten hadden het gemaakt, we wisten het zeker. Het filmpje was met veel aandacht in elkaar gezet, we kwamen allemaal goed in beeld. Wanneer een van ons in beeld kwam werd het filmpje even stilgezet, dat had de maker vakkundig gedaan, en kwam het hoofd van een van ons vergroot in beeld. Onder de close-up had de maker gezet: ik mag er niet in. Dat ‘ik mag er niet in’ sloeg op ons allemaal. Teleurgesteld dronken we van onze thee. Onder het filmpje stond een heel verhaal, in het kort kwam het hier op neer: de modernen en de traditionelen, die zichzelf in het verhaal niet zo noemden, maar samen onder één noemer werden geschaard: ‘dansliefhebbers’, hadden ons al een tijdje in de smiezen en hadden ons nu eindelijk op heterdaad weten te betrappen. Kennelijk gingen sommige van de dansliefhebbers zelfs speciaal naar zoveel mogelijk dansvoorstellingen in de hoop dat wij er ook zouden zijn en ze ons voor eens en altijd op heterdaad konden betrappen. Ons spel was uit. We zaten er verslagen bij.
IV We probeerden erover te praten maar ontdekten dat we behalve het uitlokken van gevechten na dansvoorstellingen weinig raakvlakken hadden. ‘Misschien kunnen we voortaan musicals bezoeken,’ opperde een van ons nog. De rest keek haar aan alsof we nog nooit zoiets doms hadden gehoord. Dat was niet zo, we hadden genoeg domme dingen gehoord in onze levens, maar op dit moment dachten we daar even niet aan. De vloer was onder ons bestaan weggevallen. Nadat de thee op was en de gastvrouw geen aanstalten maakte om nieuwe te zetten, gingen we naar huis. Allemaal naar ons eigen huis. We kropen naast echtgenoten, echtgenotes, vrienden, vriendinnen of huisdieren. In een enkel geval werd ons gevraagd of het gezellig was. Zwijgend lagen we met gebalde vuisten in bed, we keken naar de plafonds die zich al jaren boven onze bedden bevonden. We sliepen niet in en beleefden een onrustige nacht.
V De ene na de andere van ons verliet de Whatsapp-groep. We onderhielden geen contact meer, ook al probeerde een van ons soms nog iets te bewerkstelligen en kwam met een voorstel het een of het ander samen te gaan doen. Er kwam nooit een reactie. Niemand van ons bezocht ooit nog een dansvoorstelling. We pleegden geen zelfmoord, we scheidden niet, we waren niet gemeen tegen anderen. Wel was er een grote leegte in ons, die we niet meer konden opvullen.
VI Toen we uiteindelijk allemaal stierven, verspreid over de jaren, door ziekte of ouderdom, en de dragers de kisten naar onze graven droegen waren deze opvallend licht.